Celverwijzingen gebruiken in een formule

Wanneer u een eenvoudige formule of een formule maakt die gebruikmaakt van een functie, kunt u verwijzen naar gegevens in werkbladcellen door celverwijzingen op te geven in de formuleargumenten. Wanneer u bijvoorbeeld de celverwijzing A2 invoert of selecteert, gebruikt de formule de waarde van die cel om het resultaat te berekenen. U kunt ook verwijzen naar een celbereik.

Zie Een celverwijzing maken of wijzigen voor meer informatie over celverwijzingen. Zie Overzicht van formules voor meer informatie over formules in het algemeen.

1. Klik op de cel waarin u de formule wilt invoeren.

2. Typ een gelijkteken (=) op de formulebalk .

3. Voer een van de volgende handelingen uit, selecteer de cel met de gewenste waarde of typ de celverwijzing.

   U kunt verwijzen naar één cel, een celbereik, een locatie in een ander werkblad of een locatie in een andere werkmap.

   Wanneer u een celbereik selecteert, kunt u de rand van de celselectie slepen om de selectie te verplaatsen of de hoek van de rand slepen om de selectie uit te vouwen.

   

   1. De eerste celverwijzing is B3, de kleur is blauw en het celbereik heeft een blauwe rand met vierkantjes in de hoeken.

   2. De tweede celverwijzing is C3, de kleur is groen en het celbereik heeft een groene rand met vierkantjes in de hoeken.

   Opmerking: Als er geen vierkantje wordt weergegeven in de hoeken van de gekleurde rand, wordt verwezen naar een benoemd bereik.

4. Druk op Enter.

   Tip:  U kunt ook een verwijzing naar een benoemde cel of een benoemd bereik invoeren. Zie Namen definiëren en gebruiken in formules voor meer informatie.